Rechtspraak
Vanaf 1 mei 2016 is er al een handhavingsmoratorium rondom de aanwezigheid van een (fictieve) dienstbetrekking. Dit handhavingsmoratorium, waarbij alleen gehandhaafd wordt bij kwaadwillenden en anderen in eerste instantie alleen aanwijzingen krijgen, eindigt per 1 januari 2025.
Vanaf 2025 gaat de Belastingdienst daarom weer volledig handhaven als bij de beoordeling van een arbeidsrelatie sprake blijkt te zijn van een (fictieve) dienstbetrekking die niet als zodanig is aangemerkt tussen partijen. Lees meer hierover in de Inleiding bij dit Dossier Arbeidsrelaties.
Op 6 oktober 2023 is ook het wetsvoorstel Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden ter internetconsultatie aangeboden. Het wetsvoorstel houdt een wijziging van de definitie van het begrip arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW in. Lees meer hierover in de Inleiding bij dit Dossier Arbeidsrelaties.
Een selectie van de rechtspraak over de kwalificatie van arbeidsrelaties (wel of geen dienstbetrekking) treft u hierna aan.
- Gerechtshof Amsterdam stelt vanwege het grote maatschappelijke en juridische belang van de vraag hoe het aspect ‘ondernemerschap’ een rol kan spelen bij de kwalificatie van een arbeidsrelatie, hierover prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (Gerechtshof Amsterdam, 03-10-2023, 200.300.335/01, ECLI:NL:GHAMS:2023:2220). In de casus gaat het over de arbeidsrelatie van Uber-chauffeurs. Gerechtshof Amsterdam vraagt aan de Hoge Raad:
a. Is het mogelijk dat, wanneer het (eventuele) ondernemerschap van een werker buiten beschouwing wordt gelaten, de tussen deze werker en diens opdrachtgever/werkgever gesloten overeenkomst kwalificeert als arbeidsovereenkomst, terwijl met het wel in beschouwing nemen van dat (eventuele) ondernemerschap, dezelfde overeenkomst niet als arbeidsovereenkomst kwalificeert?
b. Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend is, betekent dat dan dat de arbeidsrelatie ten aanzien van precies hetzelfde werk, verricht ten behoeve van dezelfde opdrachtgever/werkgever, verricht door de ene werker (niet zijnde een ondernemer) anders wordt gekwalificeerd dan de arbeidsrelatie ten aanzien van dat zelfde werk verricht door een andere werker (wel zijnde een ondernemer)?
c. Dient het aspect ‘ondernemerschap’, zoals genoemd in overweging 3.2.5 van voornoemd arrest van de Hoge Raad van 24 maart 2023, aldus te worden opgevat (visie 1) dat dit ondernemerschap zich beperkt tot die aspecten van ondernemerschap zoals die zich voordoen in de specifieke relatie tussen deze werker en deze opdrachtgever/werkgever (bijvoorbeeld ten aanzien van een grotere vrijheid van werktijden of werkplaats dan werknemers in een vergelijkbare situatie plegen te hebben, dan wel grotere winst- of verlieskansen dan werknemers in een vergelijkbare situatie plegen te hebben) of (visie 2) dat voor dit ondernemerschap ook van belang zijn aspecten die betrekking hebben op de (ondernemers)situatie van de desbetreffende werker buiten de specifieke relatie tussen deze werker en deze opdrachtgever/werkgever, of (visie 3) moet dit ondernemerschap op een nog andere manier worden uitgelegd.
AG de Bock adviseert de Hoge Raad als volgt (Advies AG aan Hoge Raad n.a.v. prejudiciële vragen over de beoordeling van de werkrelaties van Uber-chauffeurs). De AG is van oordeel dat de betekenis van ondernemerschap beperkt is bij de beoordeling of een werkrelatie een arbeidsovereenkomst is, als het gaat om de gedragingen van de ondernemer in het economische verkeer, die gelegen zijn buiten de te beoordelen werkrelatie. Aan de betekenis van het ondernemerschap wordt, naar het oordeel van de AG, pas toegekomen als de eerdere acht gezichtspunten uit het Deliveroo-arrest geen uitsluitsel geven over de vraag of een werkrelatie een arbeidsovereenkomst is. Echter ook tijdens de toets van de eerste acht gezichtspunten (zoals aard en duur werkzaamheden, inbedding van het werk, economisch risico en wijze van loonbetaling) is het ondernemerschap van belang. Er wordt namelijk niet alleen getoetst of sprake is van werknemerschap, maar ook of binnen de werkrelatie sprake is van ondernemerschap (AG de Bock, 30 september 2024, 24/00877, ECLI:NL:PHR:2024:996). - De overeenkomst waaronder een beveiliger via zijn eenmanszaak in opdracht van X in de periode van 29 juli 2023 tot en met 11 januari 2024 beveiligingswerkzaamheden heeft uitgevoerd, moet naar het oordeel van Rechtbank Oost-Brabant, 8 augustus 2024, 11044151, ECLI:NL:RBOBR:2024:3456 worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht en niet als een arbeidsovereenkomst. Partijen hebben zich bij de inrichting van de overeenkomst (de overeengekomen rechten en verplichtingen) en de wijze waarop zijn daaraan uitvoering hebben gegeven meer gedragen als opdrachtgever en opdrachtnemer dan als werkgever en werknemer.
- Werkende en opdrachtgevers kunnen via het online platform Temper overeenkomsten met elkaar sluiten over het uitvoeren van werkzaamheden. Rechtbank Amsterdam, 10 juli 2024, C/13/692040 / HA ZA 20-1079, ECLI:NL:RBAMS:2024:3987 is van oordeel dat geen sprake is van uitzendovereenkomst van de werkenden met Temper. Aan de essentiële elementen van een uitzendovereenkomst, te weten formeel werkgeversgezag door Temper en loonbetaling door Temper, wordt naar het oordeel van de rechtbank in het geheel niet voldaan. En aan het derde element, het persoonlijk verrichten van arbeid, wordt niet of nauwelijks voldaan.
- AG de Bock, 5 juli 2024, 21/05264, ECLI:NL:PHR:2024:730 adviseert de Hoge Raad voor recht te verklaren dat tussen het platform Helpling en de schoonmakers die via het platform schoonmaakwerk verrichtten bij particulieren huishoudens sprake was van een reguliere arbeidsovereenkomst. Zie ook het bericht Advies AG aan Hoge Raad: schoonmakers die werkten via online platform Helpling hadden arbeidsovereenkomst met Helpling.
- De overeenkomsten waaronder via eenmanszaken in opdracht van BV’s in 2022 en 2023 service- en toezichthoudende werkzaamheden zijn verricht, moeten naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26 april 2024, 10777996 AZ VERZ 23-63 (E), ECLI:NL:RBZWB:2024:3259 worden aangemerkt als overeenkomsten van opdracht en niet als arbeidsovereenkomsten. Daarbij is doorslaggevend de wijze waarop diensten konden worden aangenomen (eerst beschikbaarheid doorgeven en daarna nog accepteren) en het feit dat diensten tot 72 uur voor de dienst nog konden worden geannuleerd. Daarnaast geeft de doorslag dat de eenmanszaken zich altijd naar de BV’s als ondernemer heeft (kunnen) gedragen door zijn loon te factureren en gebruik te maken van de daarmee samenhangende belastingwetgeving.
- X heeft via haar persoonlijke holding een managementovereenkomst gesloten met Y op grond waarvan zij managementdiensten voor Y heeft verricht. Zij vormt samen met twee anderen het management team/bestuur van Y en was als CCO eindverantwoordelijk voor het sales- en marketingteam. X stelt dat zij in dienstbetrekking is bij Y. Rechtbank Midden-Nederland, 15 maart 2024, 10875710/UE VERZ 24-9, ECLI:NL:RBMNE:1673 beoordeelt of tussen X en Y een gezagsverhouding heeft bestaan die tot de conclusie zou moeten leiden dat sprake is geweest een dienstbetrekking. De rechtbank beoordeelt de casus aan de hand van de Deliveroo-criteria. Hierbij merkt de rechtbank op dat die beoordeling plaats heeft gevonden voor zover deze criteria in een situatie waarin sprake is van een professional die welbewust ondernemer is geworden en binnen een onderneming een hoge positie bekleedt, één op één van toepassing zijn. De rechtbank is van oordeel dat de criteria niet doorslaggevend in de richting van een arbeidsovereenkomst maar juist in de richting van een overeenkomst van opdracht wijzen.
- Werknemer die na een arbeidsovereenkomst op enig moment 10% aandeelhouder wordt en vanaf dat moment maandelijks een wisselend bedrag aan management fee (afhankelijk van de gerealiseerde winst) en netto onkostenvergoeding ontvangt is naar het oordeel van de rechtbank op basis van de criteria van het Deliveroo-arrest werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst gebleven (Rechtbank Noord-Nederland, 11-07-2023, 7712918\ CV EXPL 19-2826, ECLI:NL:RBNNE:2023:2863).
- Maaltijdbezorgers Deliveroo zijn werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst, ondanks de vrijheid van de bezorgers om zich aan te melden wanneer ze zelf willen en opdrachten te weigeren en zich te laten vervangen (Hoge Raad, 24-03-2023., 21/02090, ECLI:NL:HR:2023:443 en Conclusie A-G de Bock, 17-06-2022, 21/02090, ECLI:NL:PHR:2022:578). Of een overeenkomst wordt aangemerkt als arbeidsovereenkomst hangt af van alle omstandigheden in onderling verband gezien. De bedoeling van partijen is niet van belang. Als de overeengekomen rechten en plichten voldoen aan de wettelijke omschrijving van een arbeidsovereenkomst, is ook sprake van een arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad geeft een niet-limitatieve opsomming van de omstandigheden die van belang kunnen zijn:
a. de aard en duur van de werkzaamheden,
b. de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald,
c. de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie het werk wordt verricht,
d. het al dan niet bestaan van de verplichting om het werk persoonlijk te verrichten,
e. de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand gekomen is,
f. de wijze waarop de beloning wordt bepaald, waarop deze wordt uitgekeerd en de hoogte van de beloning,
g. de vraag of degene die de werkzaamheden verricht commercieel risico loopt,
h. gedraagt degene die de werkzaamheden verricht zich als ondernemer of kan hij zich zo gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft de fiscale behandeling en gelet op het aantal opdrachtgevers en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt,
i. het gewicht dat toekomt aan een contractueel beding is afhankelijk van de mate waarin het beding betekenis heeft voor degene die de werkzaamheden verricht.
In een Besluit op een Woo-verzoek is op 26 juni 2024 informatie openbaar gemaakt over het Deliveroo-arrest van 24 maart 2023 (Besluit op Woo-verzoek over Deliveroo-arrest (Rijksoverheid, 26 juni 2024)). - Een depothouder die kranten verdeelt onder bezorgers is in dienstbetrekking bij de uitgever van de kranten. De rechter overweegt hierbij onder meer dat de uitgever in vergaande mate bepaalde de manier waarop de depothouder zijn werkzaamheden moest uitvoeren en dat de depothouder zich op papier kon laten vervangen maar dat dit in de praktijk de werkzaamheden alleen verricht konden worden door een andere depothouder. (Rechtbank Amsterdam, 17-10-2022, 9719583 EA VERZ 22-115, ECLI:NL:RBAMS:2022:6002).
- Buitenlandse timmerlieden in dienstbetrekking bij houthandel, ondanks onder meer inschrijving bij KvK en btw-nummer, eigen ververvoer, gereedschap en werkkleding, betaling per opdracht, vrijheid om opdracht te weigeren en zelf bepalen van de werktijden. (Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-04-2022, AWB-19_6656, ECLI:NL:RBZWB:2022:1794). Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 19 juni 2024, 22/1016, ECLI:NL:GHSHE:2024:2002 is in hoger beroep van oordeel dat niet sprake is van een dienstbetrekking. De inspecteur heeft, naar het oordeel van het gerechtshof, bestaan van een gezagsverhouding niet aannemelijk gemaakt. Tot dit oordeel komt het gerechtshof na een opsomming van feiten en omstandigheden die pleiten voor én tegen de aanwezigheid van een gezagsverhouding. Alles afwegende komt het gerechtshof tot het oordeel dat de feiten en omstandigheden die pleiten tegen de aanwezigheid zwaarder wegen dan de feiten en omstandigheden die voor een gezagsverhouding pleiten. Ook van een fictieve dienstbetrekking is naar het oordeel van het gerechtshof, geen sprake. De inspecteur heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de timmerlieden anders dan in de uitoefening van een bedrijf of de zelfstandige uitoefening van een beroep hun werkzaamheden hebben verricht.
- De overeenkomst van (de persoonlijke BV van) een Equity Partner van Deloitte als kwalificeert , vanwege het ontbreken van een gezagsverhouding, niet als arbeidsovereenkomst (Gerechtshof Den Haag, 29-03-2022, 200.298.095, ECLI:NL:GHDHA:2022:449).
- Bedoeling van partijen speelt geen rol bij vraag of de overeenkomst kan worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst. Van belang is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke regels van een arbeidsovereenkomst. De vraag welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen moet vastgesteld worden aan de hand van de Haviltexmaatstaf (niet alleen de taalkundige betekenis van de overeenkomst is van belang, maar ook wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden, Haviltex-arrest Hoge Raad, 13-03-1981, ). Door uitkeringsgerechtigde op participatieplaats verrichte werkzaamheden worden niet in dienstbetrekking verricht (Hoge Raad, 6-11-2020, 19/03369, ECLI:NL:HR:2020:1746).