Box 3: een samenvatting van wetsvoorstel werkelijke rendement box 3 vanaf 2028?
Het streven van het kabinet om vanaf 2027 in box 3 belasting te heffen over het werkelijke rendement wordt niet gehaald. Het was al langer de vraag of invoering op deze datum (volledig) gehaald zou worden omdat de Belastingdienst in de zomer van 2024 al aangaf dat er niet voldoende capaciteit is om het toekomstige box 3-stelsel in de huidige vorm volledig te implementeren per 1 januari 2027. Daarnaast adviseerde de Raad van State de regering om de vormgeving van het box 3-stelsel opnieuw te bezien. Op 13 december 2024 werd dan ook bekendgemaakt dat invoering per 2027 onmogelijk is. Invoering per 1 januari 2028 is onder de huidige omstandigheden wel haalbaar. Het doel is daarom om per 2028 een nieuw stelsel in te voeren. In deze samenvatting een overzicht van de stand van zaken van dit toekomstige box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement.
Box 3-heffing op basis van werkelijk rendement tot de internetconsultatie
De contouren voor de box 3-heffing op basis van het werkelijke rendement zijn op 15 april 2022 gepresenteerd. In een Kamerbrief van 29 september 2022 werden al twee mogelijke stelsels geschetst: vermogenswinst- en vermogensaanwasbelasting. Ook een combinatie leek toen al mogelijk.
Internetconsultatie wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3
Op 8 september 2023 werd het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 ter internetconsultatie voorgelegd. In dit wetsvoorstel wordt vanaf 2027 het totale werkelijke rendement, zowel het directe rendement (bijvoorbeeld rente, huurinkomsten en dividend na aftrek van kosten) als het indirecte rendement (de waardeontwikkeling), in box 3 belast. Als hoofdregel is een vermogensaanwasbelasting voorgesteld, maar voor onroerende zaken en bepaalde niet-beursgenoteerde aandelen (in innovatieve start-ups en scale-ups) gaat een vermogenswinstbelasting gelden. Zie ook het bericht Kabinet legt voorstel nieuw box 3-stelsel voor.
In totaal zijn er 1.737 reacties binnengekomen op de internetconsultatie, waaronder een reactie van SRA. SRA is voorstander van één systeem voor box 3 in plaats van de voorgestelde systemen in hybride vorm uit het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3. De voorkeur van SRA gaat daarbij uit naar een vermogenswinstbelasting met zo weinig mogelijk uitzonderingen. Zie ook het bericht Reactie SRA op internetconsultatie Wet werkelijk rendement box 3.
Wijzigingen op de internetconsultatie wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3
Op 25 januari 2024 werd een aantal technische wijzigingen in het ter internetconsultatie voorgelegde wetsvoorstel aangekondigd:
- De 1e woning in box 3 krijgt geen afwijkende behandeling, maar valt net als alle andere onroerende zaken onder de vermogenswinstbelasting.
- Verliesverrekening is alleen mogelijk met toekomstige jaren en niet met het verleden.
- Onroerende zaken en aandelen in een startende onderneming die op 1 januari 2027 al in bezit zijn van een belastingplichtige worden op die datum gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. Voor woningen in box 3 geldt de WOZ-waarde.
- De prijs voor het kopen van een genotsrecht (bijvoorbeeld toekomstige rente of dividend) is niet in één keer aftrekbaar in het jaar van vestigen van het genotsrecht. In plaats daarvan wordt de prijs in gedeelten in aftrek gebracht in de jaren waarin het genotsrecht bestaat.
- Koerswinsten of -verliezen van banktegoeden in vreemde valuta worden, in tegenstelling tot het eerdere voorstel, toch belast.
Zie ook het bericht Technische verbeteringen in voorstel nieuw stelsel box 3 en Kamerbrief reacties internetconsultatie wetsvoorstel werkelijk rendement box 3.
Nadere aanpassingen op het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3
Op 15 april 2024 werd gemeld dat:
- de afwijkende behandeling van aandelen in familiebedrijven uit het wetsvoorstel is gehaald. Dit betekent dat in het wetsvoorstel deze aandelen niet volgens de uitzondering van de vermogenswinstbelasting, maar volgens de hoofdregel van de vermogensaanwasbelasting belast gaan worden.
- bij de vormgeving van het inkomensbegrip in het wetsvoorstel de totaalwinstgedachte en het goed koopmansgebruik niet meer als basis worden gebruikt, maar vervangen worden door concrete regels voor het inkomensbegrip voor box 3. Dit is slechts een wetstechnische exercitie die op beleidsmatig gebied niets verandert.
- voor het voordeel van het eigen gebruik van een onroerende zaak een forfait komt vergelijkbaar met het eigenwoningforfait in box 1.
Uitwerking berekening box 3-heffing onroerende zaken
In juni 2024 is het wetsvoorstel Wet werkelijke rendement box 3 voor advies aangeboden aan de Raad van State. In het aangeboden wetsvoorstel is nader uitgewerkt hoe de box 3-heffing over onroerende zaken plaats gaat vinden. Hiervoor wordt voor de berekening van het directe rendement onderscheid gemaakt tussen drie categorieën:
- Onroerende zaken die minimaal 90% van het jaar verhuurd worden (= 328 dagen of in een schrikkeljaar 329 dagen): huurinkomsten belast en jaarlijkse onderhoudskosten aftrekbaar.
- Onroerende zaken die het hele jaar niet verhuurd worden: vastgoedbijtelling van 2,65% over de WOZ-waarde. Onderhoudskosten zijn verdisconteerd in deze vastgoedbijtelling en niet separaat aftrekbaar.
- Onroerende zaken die voor minder dan 90% van het jaar verhuurd worden: het hoogste bedrag van de berekening onder 1 (huurinkomsten minus jaarlijkse onderhoudskosten) en de berekening onder 2 (vastgoedbijtelling van 2,65% over de WOZ-waarde) wordt belast.
Het indirecte rendement wordt voor alle categorieën belast volgens de vermogenswinstbelasting. Verbeteringskosten van onroerende zaken worden verrekend op het moment van belasten van de vermogenswinst (bijvoorbeeld bij verkoop van de onroerende zaak).
Het voormalige kabinet koos in juni 2024 voor het vaststellen van het heffingsvrije inkomen op € 1.250, de verliesdrempel op € 500 en het tarief in box 3 op 36% in het box 3-stelsel op basis van het werkelijke rendement. Het nieuwe kabinet kan uiteraard nog andere keuzes hierin maken.
Zie voor meer informatie de Kamerbrief stand van zaken wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 en de Factsheet Voorstel nieuw stelsel box 3.
Advies Raad van State
De Raad van State heeft op 2 december 2024 het advies over het aangeboden wetsvoorstel werkelijk rendement box 3 gepubliceerd. De Raad van State geeft aan dat er zwaarwegende bezwaren kleven aan het box 3-stelsel dat de regering voorstelt. Het voorstel heeft ingrijpende gevolgen voor burgers en de Belastingdienst. Het nieuwe box 3-stelsel is onder meer veel complexer en zal leiden tot slechtere dienstverlening, beperkte mogelijkheden tot vooroverleg en onvoldoende toezicht. De Raad van State adviseert de regering om de vormgeving van het nieuwe box 3-stelsel opnieuw te bezien en wijst daarbij op enkele alternatieve denkrichtingen voor de vormgeving.
Zie voor meer informatie Nieuwsbericht Voorgestelde box 3-stelsel heeft ingrijpende gevolgen voor burgers en Belastingdienst en Advies Wet werkelijk rendement box 3.
In een Kamerbrief van 13 december 2024 geeft de staatssecretaris aan het advies van de Raad van State te gaan bestuderen en de mogelijkheden die er zijn te wegen. De Tweede Kamer wordt hierover voorafgaand aan het commissiedebat van 30 januari 2025 geïnformeerd.
Gehele invoering uitgesteld naar 2028
De herstelwerkzaamheden als gevolg van de arresten van de Hoge Raad van 6 en 14 juni 2024 hebben grote impact op de beschikbare capaciteit van de Belastingdienst die nodig is voor de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel. In een Kamerbrief van 20 september 2024 schreef voormalig Staatssecretaris Idsinga (Fiscaliteit en Belastingdienst) dan ook dat de Belastingdienst in de zomer heeft aangegeven dat er niet voldoende capaciteit is om het toekomstige box 3-stelsel in de huidige vorm volledig te implementeren per 1 januari 2027. Daarom werden alternatieve uitvoeringsopties onderzocht. Uitgangspunt zou nog steeds blijven dat per 1 januari 2027 een nieuw stelsel in box 3 wordt ingevoerd.
Op 13 december 2024 werd echter bekendgemaakt dat invoering van een nieuw box 3-stelsel per 2027 onmogelijk is. Invoering per 1 januari 2028 is onder de huidige omstandigheden wel haalbaar, mits de wetgeving uiterlijk 15 maart 2026 door de Tweede Kamer is aangenomen. Het doel is daarom om per 2028 een nieuw stelsel in te voeren. Tot die tijd blijft het huidige stelsel, inclusief de nog in 2025 wettelijke vast te leggen tegenbewijsregeling met beoogde inwerkingtreding per 1 juni 2025, in stand.
Om de budgettaire derving als gevolg van de later invoering op te vangen wordt vanaf 2026 het forfait voor overige bezittingen verhoogd met 1,78% en het heffingvrije vermogen verlaagd naar € 52.048.
De staatssecretaris is nog wel ingegaan op diverse alternatieve vormgevingen voor box 3 die zijn onderzocht, te weten:
- invoering van de Wet werkelijk rendement box 3 in 2 stappen met in 2027 tijdelijk een forfaitaire heffing voor onroerende zaken.
- invoering van de Wet werkelijk rendement box 3 in 2 stappen met in 2027 tijdelijk een heffing op basis van vermogensaanwas voor alle bezittingen (geen uitzondering voor onroerende zaken en aandelen in startups).
- een vermogensbelasting over de bezittingen en schulden die momenteel in box 3 worden belast.
Voor de uitkomsten van het onderzoek naar deze alternatieven wordt verwezen naar de Kamerbrief van 13 december 2024. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek heeft het kabinet besloten om niet (tijdelijk) een nieuw stelsel te hanteren in 2027, maar de beoogde inwerkingtreding van de Wet werkelijk rendement box 3 uit te stellen tot 1 januari 2028.
Andere informatie over box 3
In het dossier box 3 is informatie te vinden over box 3. Zo is in elk van de volgende dossieronderdelen onder meer een overzichtsartikel met de belangrijkste verwijzingen opgenomen, het laatste nieuws en verwijzingen naar publicaties van SRA: