Sla menu over
Thuis in uw branche
  • Publicatiedatum:10-11-2023

Reactie SRA op internetconsultatie over arbeidsrelaties

SRA is voorstander van maatregelen die schijnzelfstandigheid tegengaan, maar vindt dat dit doel niet wordt bereikt met het ter internetconsultatie aangeboden wetsvoorstel Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden.

Het wetsvoorstel Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden houdt een wijziging van de definitie van het begrip arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW in. Daarnaast introduceert het voorstel een rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Het voorstel beoogt aan de ene kant schijnzelfstandigheid tegen te gaan en aan de andere kant de onduidelijkheid over de wijze waarop zonder arbeidsovereenkomst werk verricht kan worden, weg te nemen. SRA is van mening dat met dit wetsvoorstel deze doelen niet worden bereikt.

Wetsvoorstel: hoofdelementen arbeidsovereenkomst

Het voorstel introduceert drie hoofdelementen ter beoordeling of vaststelling van een arbeidsovereenkomst, te weten:

  • arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke aansturing;
  • arbeid of werknemer is organisatorisch ingebed in de organisatie van de werkgevende;
  • en als contra-indicator: arbeid wordt niet voor eigen rekening en risico door de werknemer verricht.

Wetsvoorstel: rechtsvermoeden arbeidsovereenkomst

Daarnaast introduceert het voorstel een wettelijk civielrechtelijk rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst op het moment dat er wordt gewerkt tegen een beloning van ten hoogste € 32,24 per uur. Nadrukkelijk is dit een civielrechtelijk rechtsvermoeden. De Belastingdienst, het UWV en de Nederlandse Arbeidsinspectie mogen dat vermoeden niet gebruiken om op die basis een dienstbetrekking aanwezig te achten. Dit vermoeden is niet aan de orde op het moment dat de werkende een natuurlijk persoon is die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep.

Hoofdelementen

SRA vraagt zich af of de drie voorgestelde hoofdelementen de punten zijn die in de verschenen rechtspraak het zwaarst gewogen hebben. In het Deliveroo-arrest wordt bijvoorbeeld een tiental punten genoemd die een rol kunnen spelen bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst. SRA mist in de toelichting op het wetsvoorstel een motivering waarom de regering voor deze drie hoofdelementen heeft gekozen.

SRA verzoekt verder om bekendmaking van de indicaties die volgens de regering aanwijzingen zijn voor aanwezigheid van de hoofdelementen. SRA merkt op dat deze indicaties nooit limitatief kunnen zijn. Het gaat immers om (mogelijke) aanwijzingen. Die kunnen niet bepalend zijn voor de kwalificatie als arbeidsovereenkomst.

Werkinhoudelijke aansturing

Met betrekking tot het hoofdelement 'werkinhoudelijke aansturing' merkt SRA onder meer op dat de in de toelichting genoemde voorbeelden (inzetten van gps-trackers, tijdregistratie en het houden van voortgangsgesprekken) ook in andere verhoudingen kunnen voorkomen en daarom geen goede indicaties zijn voor de beoordeling of sprake is van gezag van de opdrachtgever.

Inbedding

Met betrekking tot het hoofdelement 'inbedding' merkt SRA op dat het wetsvoorstel stelt dat inbedding van de arbeid óf inbedding van de werknemer voldoende is voor het vaststellen van een arbeidsovereenkomst. Uit de rechtspraak volgt echter dat sprake moet zijn van inbedding van arbeid én inbedding van de werknemer. Verder merkt SRA op dat uit de rechtspraak naar voren komt dat het element inbedding ook niet zaligmakend is.

Voor eigen rekening en risico werken

De contra-indicator voor de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst is het voor eigen rekening en risico werken. Uitgangspunt is dat dit in de betreffende arbeidsverhouding moet worden beoordeeld. In de optiek van SRA gaat de contra-indicatie zelfstandig ondernemerschap in de praktijk alleen werken indien dat begrip in de wet wordt gedefinieerd, overigens zowel voor de contra-indicator voor de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst als voor het civielrechtelijke rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst. Zonder duidelijke en eenduidige definities (Handelsregisterwet, btw, IB ondernemerschap?) blijft onduidelijkheid bestaan.

SRA geeft er de voorkeur aan dat zolang een werkende bij de Belastingdienst is geregistreerd als zelfstandig ondernemer en niet onherroepelijk anders is geoordeeld, de werkende niet wordt geacht in dienstbetrekking werkzaam te zijn. Van de werkgevende kan naar het oordeel van SRA niet worden verwacht dat deze de status van de werkende beoordeelt.

Rechtsvermoeden

In een eerder conceptwetsvoorstel (minimumbeloning zelfstandigen en zelfstandigenverklaring) werd ook gesproken over een minimumtarief. Daarbij is toen aangegeven dat er ‘signalen’ waren dat een minimumtarief (mogelijk) in strijd zou zijn met internationaal recht. SRA verzoekt de regering om, indien het voorstel over het civielrechtelijk rechtsvermoeden bij een uurtarief van ten hoogste € 32,24 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, een uitgebreide en gedocumenteerde onderbouwing te geven waarom het voorgestelde rechtsvermoeden niet in strijd is met het EU-recht.

Verzoek om toelichting bij de geschetste achtergronden

In de reactie op de internetconsultatie verzoekt SRA onder meer ook nog om een betere onderbouwing van de omvang van de schijnzelfstandigheid, met mogelijk een beter inzicht in de specifieke kenmerken van deze groep. Verder wil SRA een nadere toelichting op een aantal aspecten die met betrekking tot de VAR geschetst zijn. Ook verzoekt SRA de regering meer duidelijkheid te geven over de handhaving op de voorgestelde maatregelen, aan te geven hoe zij dat vorm wenst te geven en – belangrijker nog – of daartoe de menskracht beschikbaar is.

Tot slot

SRA is van mening dat met dit wetsvoorstel de beoogde doelen niet worden bereikt. In de optiek van SRA wordt door het wetsvoorstel niet meer zekerheid geboden aan werkenden en werkgevenden. De keuze van de hoofdelementen is arbitrair en bovendien is de jurisprudentie met betrekking tot ondernemerschap, inbedding en andere zaken niet uitgekristalliseerd. Daarbij is SRA van mening dat door het limitatief geven van indicaties de rechtspositie van zowel werkenden als werkgevenden wordt verminderd.

Het wetsvoorstel is een onderdeel van de herziening (het toekomstbestendig maken) van de arbeidsmarkt waartoe verschillende wetsvoorstellen behoren. SRA mist de samenhang tussen de verschillende voorstellen en constateert ook verschillende ingangsdata. SRA pleit er dan ook voor om alle voorstellen als één geheel te behandelen en in te voeren.

Verder pleit SRA voor het opnemen van overgangsrecht. Het lijkt SRA niet meer dan logisch dat partijen een periode krijgen om hun relatie te beoordelen en desgewenst aan te passen aan de nieuwe wet- en regelgeving. Dit beoordelen kan pas als de wettekst bekend is (ná behandeling door beide Kamers).

SRA verzamelt alle ontwikkelingen rondom arbeidsrelaties in het Dossier Arbeidsrelaties. Verder zijn in dit dossier onder meer diverse informatiebronnen en hulpmiddelen opgenomen die kunnen helpen bij de beoordeling of sprake is van een dienstbetrekking of niet. Daarnaast is een selectie van de rechtspraak opgenomen.