Thuis in uw branche
Ruud van den Dool

dr. Ruud van den Dool

dr. Ruud van den Dool is zelfstandig gevestigd belastingadviseur en verbonden aan het bureau Vaktechniek Fiscaal van SRA.

Te laat is toch echt te laat?

  • Auteur: Ruud van den Dool
  • Publicatiedatum: 23-4-2024

Het kerstavondarrest blijft de gemoederen bezighouden. Eén van de kwesties daarbij is of bezwaarschriften die direct na het arrest, maar na het verstrijken van de reguliere bezwaartermijn zijn ingediend tijdig zijn ingediend.

In een kleine 30.000 gevallen is in deze bezwaarschriften een beroep gedaan op een verschoonbare termijnoverschrijding. Vaak betreft het ook bezwaarschriften die zijn ingediend door een fiscaal intermediair. Uiteraard zou het fijn zijn als deze bezwaarschriften worden ingetrokken omdat dit de toch al aanzienlijke werklast van de belastingdienst zou verminderen. Bovendien ziet de rechterlijke macht deze golf al aankomen. Maar sinds de onverwachte wending in de box 3 sage door het kerstavondarrest, durft vrijwel niemand meer te zeggen dat bezwaar en beroep zinloos zijn. Is er iets te zeggen over de houdbaarheid van een beroep op een verschoonbare termijnoverschrijding?

Zeswekentermijn

Een belastingaanslag vormt formeelrechtelijk een beschikking in de zin van de AWB. Indien men het niet eens is met een belastingaanslag, is beroep mogelijk bij de rechtbank. Daarbij geldt evenwel dat op grond van art. 7:1 Awb eerst bezwaar moet worden ingesteld bij de inspecteur. Die bezwaarfase kan met instemming van de Inspecteur worden overgeslagen (art. 7:1a Awb). Voor een bezwaarschrift geldt dat dit uiterlijk zes weken (art. 6:7 Awb) na de dag van dagtekening van de aanslag moet zijn ingediend (art. 22j AWR). De zeswekentermijn geldt ook in gevallen waarin het recht van de Europese Unie in het geding is (HR 21 maart 2001, nr. 36 281, BNB 2001/238): een termijn van zes weken is volgens de Hoge Raad een redelijke termijn die de uitoefening van op het Gemeenschapsrecht gebaseerde rechten niet onmogelijk maakt. Dit oordeel was mede gebaseerd op vaste rechtspraak van het HvJ EU waarin is bepaald dat het een aangelegenheid van de interne nationale rechtsorde is om procesregels te geven voor het uitoefenen van (i.c.) bezwaar en beroep. 

Ook indien strijd met Gemeenschapsrecht

Ook oordeelde de Hoge Raad eerder dat de termijn van zes weken ook geldt als een belastingplichtige geen bezwaar heeft gemaakt omdat hij op basis van eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad niet kon vermoeden dat een nationale regeling in strijd is met het EU-recht, ook niet als dat naderhand duidelijk wordt (HR 5 oktober 2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ9098, BNB 2008/40). Daarbij oordeelde de Hoge Raad ook dat bij termijnoverschrijding in zo’n geval geen grond bestaat voor een verzoek om ambtshalve vermindering. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan toch een verplichting bestaan om belasting terug te geven die in strijd met het Gemeenschapsrecht is geheven (HvJ EG 25 juli 1991, zaak C-208/90, V-N 1992/1337, Emmott). Dit arrest ziet evenwel op onjuiste implementatie van een EU-richtlijn. In het arrest Kühne & Heitz (HvJ EG 13 januari 2004, zaak C-453/00, BNB 2004/150) oordeelt het HvJ ook dat ondanks strijdigheid met het Gemeenschapsrecht niet hoeft te worden teruggekomen op een besluit dat onherroepelijk is geworden mits sprake is geweest van een redelijke bezwaar- en beroepstermijn. Kortom, ook als sprake is van strijdigheid met het Gemeenschapsrecht, geldt een termijn van zes weken. Punt! 

En het EVRM?

Echter, dilemma is dat deze jurisprudentie ziet op het EU-verdrag en daarop gebaseerde Richtlijnen. Maar geldt dat dan zonder meer ook voor situaties zoals die van Box 3: strijdigheid met het EVRM? Dat lijkt zo te zijn op grond van het arrest Dangeville/Frankrijk (EHRM 16 april 2002, BNB 2003/40). Iemand die steeds heeft afgezien van zijn recht op bezwaar en beroep kan niet alsnog zijn recht halen als de wettelijke regeling in strijd is met supranationaal recht. Alleen als iemand wel bezwaar en beroep heeft ingesteld, maar ten onrechte door de nationale rechter ten onrechte in het ongelijk is gesteld, komt de formele rechtskracht van de aanslag in het geding. Kortom, te laat is te laat. Tenzij sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

Verschoonbare termijnoverschrijding

Dat betreft de verschoonbare termijnoverschrijding. Art. 6:11 Awb bepaalt dat niet-ontvankelijkverklaring vanwege termijnoverschrijding achterwege blijft als in redelijkheid niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Is dat dan wellicht de escape op grond waarvan te laat ingediende bezwaarschriften tegen box 3 alsnog in behandeling moeten worden genomen. Over de vraag wanneer sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding bestaat de nodige jurisprudentie. Men kan dan denken aan ernstige ziekte of ongeval, overlijden waardoor iemand niet in staat was een beschikking te lezen of te beseffen dat bezwaar ingesteld zou kunnen worden. Vakantie of verblijf in het buitenland zijn vaak geen goede argumenten omdat men dan wordt geacht vooraf zijn zaakjes goed te regelen. Als iemand een professioneel fiscaal dienstverlener gebruikt, lijkt van verschoonbaarheid in het algemeen geen sprake te zijn.

Verruiming criteria

Recent heeft de Hoge Raad over de verschoonbaarheid een belangrijk arrest gewezen (HR 5 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:515, V-N 2024/17.14). Die zaak betrof een mevrouw met jonge kinderen die mikpunt was van hangjongeren die de vrouw intimideerden, de ruiten van haar woning ingooiden maar ook bakstenen naar haar kinderen gooide. Zij is toen gevlucht naar een andere gemeente en heeft lang in de ziektewet gezeten. Vervolgens had zij niet tijd bezwaar aangetekend en de Rechtbank oordeelde hardvochtig dat van verschoonbaarheid geen sprake was. Daarbij hanteert de Hoge Raad als uitgangspunt dat van zo’n verschoonbare termijnoverschrijding sprake is indien:

  1. De belanghebbende pas na het verstrijken van de termijn een beroepschrift heeft ingediend als gevolg van een hem niet toe te rekenen omstandigheid, en tevens
  2. De belanghebbende, nadat die omstandigheid zich niet langer voordeed, het beroepschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.

In ieder geval mag niet zomaar worden gezegd dat een ander het bezwaarschrift, desnoods pro forma, had kunnen indienen. Beoordeeld moet worden of belanghebbende onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid in staat kon worden geacht om tijdig beroep in te stellen. Of vervolgens zo spoedig mogelijk het bezwaarschrift is ingediend, toen dit kon, moet in redelijkheid worden beoordeeld. Die termijn verloopt in beginsel echter na zes weken. Kern van het arrest is dat eerder sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat in zo’n geval bovendien meer tijd beschikbaar is om alsnog een bezwaarschrift in te dienen.

En wat betekent dit voor de te laat ingediende bezwaarschriften?

Wat betekent het voorgaande nu voor de ca 29.000 ingediende bezwaarschriften waarin een beroep op een verschoonbare termijnoverschrijding is gedaan? Naar mijn idee zijn die allemaal niet-ontvankelijk juist omdat niet binnen zes weken bezwaar is aangetekend. Dat men zich door het kerstavondarrest bewust werd van het feit dat bezwaar ingediend had moeten worden, is geen verschoonbaarheidsargument. Dat Europees recht en in het bijzonder het EVRM is geschonden, maakt dit niet anders. En in alle gevallen waarin dit bezwaar is ingediend door de eigen fiscaal intermediair die de belastingplichtige al bijstond bij de aangifte of naderhand toen de aanslag werd opgelegd, kan men een verschoonbare termijnoverschrijding wel vergeten. Wie maakt dan eventueel wel een kans? Volgens mij alleen de mensen die geen fiscaal intermediair hadden en die door ziekte, ongeval of bijzondere omstandigheden zoals bijvoorbeeld geweld niet in staat waren in redelijkheid kennis te nemen van de aanslag of daartegen bezwaar te maken. Voorwaarde is dan wel dat zij binnen zes weken nadat die omstandigheden eindigden alsnog bezwaar hebben aangetekend. Dat zal slechts een fractie van die kleine 30.000 gevallen zijn.

Bezwaar intrekken en dan?

Kortom, van een verschoonbare termijnoverschrijding zal vrijwel nooit sprake zijn. Zeker niet in de gevallen waarin een fiscaal intermediair was betrokken. Doe in die gevallen de belastingdienst een lol en trek het bezwaar in. Dan kan de belastingdienst de vrijgekomen tijd besteden aan gevallen die echt aandacht behoeven. En nadat men het bezwaar intrekt, valt deze groep wel onder de regeling voor “massaal bezwaar plus.” Is intrekken dan mijn advies? Jazeker. Maar ik heb makkelijk praten vanuit mijn spreekwoordelijke “ivoren toren”. En laat ik vooral niet vergeten te melden dat ik vind dat de Staatssecretaris van Financiën of meer in zijn algemeenheid “de politiek” de niet-bezwaarmakers tegemoet behoort te komen. Strijdigheid met het EVRM moet rechtgezet worden, zelfs zonder dat mensen daarom vragen. Maar ja, ook dat heb ik al verschillende malen gezegd.

Reacties graag naar vaktechniek@sra.nl

Bekijk alle opinie artikelen