Sla menu over
Thuis in uw branche
  • Auteur:Ruud van den Dool
  • Publicatiedatum:10-04-2017

Lager winst- en ab-tarief!

Over de systematische plaatsing van de dga in de fiscaliteit wordt nog steeds veel gezegd en geschreven. In 2013 stelde de commissie Van Dijkhuizen voor om voor aanmerkelijkbelanghouders in box 2 een forfaitair rendement in te voeren. De reden voor dit voorstel, dat het uiteindelijk niet heeft gehaald, was dat in een groot aantal gevallen dividenduitkeringen naar de toekomst werden uitgesteld.

Uitstelbeleid 

Dit uitstelbeleid bleek in 2015 ook uit een Een CPB studie. Ook lijkt de dga zijn of haar loon te optimaliseren door het loon zo vast te stellen dat hij of zij nauwelijks in de 52% valt. GroenLinks stelt in haar verkiezingsprogramma voor om inkomen en vermogen in box 2 zwaarder te belasten. SP daarentegen bepleit een versterking van het MKB, maar de wijze waarop wordt in het verkiezingsprogramma niet geheel duidelijk. Grote bedrijven en multinationals gaan in de plannen van de SP daarentegen hun eerlijke deel in belastingen betalen en er komt een miljonairsbelasting die ongetwijfeld ook dga’s zou moeten belasten voor zover zij miljonair zijn. Gezien de formatiebesprekingen, kan een aanpassing in box 2 niet worden uitgesloten.

Verstoord evenwicht 

Ook in de literatuur is recentelijk weer geconstateerd dat door het uitstelgedrag het globale evenwicht tussen ondernemer in de IB en de dga is verstoord. Het verschil tussen het maximale box 1 tarief voor ondernemers en het gecombineerde Vpb- en IB tarief voor de dga is marginaal, maar door de mogelijkheid dividenduitkeringen naar de toekomst te verschuiven, is de daadwerkelijke gecombineerde belastingdruk voor de dga te laag. Naar mijn idee wordt echter ten onrechte vergeleken met de maximale belastingdruk voor ondernemers in de IB. Winst uit onderneming wordt afgezien van de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling in box 1 namelijk ten onrechte op dezelfde manier belast als loon. De winst van de ondernemer bestaat immers uit 1) een beloning voor het management en 2) een beloning voor het kapitaal. Het zou dus veel meer voor de hand liggen om de “managementvergoeding” te belasten als loon en de “kapitaalbeloning” net als box 3 inkomen tegen een laag tarief (30%). Dat vermogensinkomsten lager moeten worden belast, is eigenlijk geen discussie meer. Het belasten van vermogensinkomsten levert allerlei (zeer) onwenselijke economische verstoringen op. Bovendien is het in tijden van vrije kapitaalmobiliteit onverstandig om vermogensinkomsten hoog te belasten: het kapitaal zal dan weglekken naar het buitenland waar gunstiger tarieven gelden. De Nederlandse heffing over vermogensinkomsten en zeker de Nederlandse vennootschapsbelasting moeten een tarief hebben dat niet te veel naar boven afwijkt ten opzichte van dat in omringende landen. Nu nog steeds een dalende tarieftendens bestaat, is verhoging van het box 3 tarief en zeker verhoging van het vennootschapsbelastingtarief geen realistisch scenario. Verlaging ligt eerder voor de hand, bijvoorbeeld naar 20%.

Sitting ducks

Helaas geldt dat veel ondernemers die onder de inkomstenbelasting vallen niet snel zullen verhuizen. In de economische handboeken worden zij de sitting ducks genoemd die je hoger kan belasten omdat zij toch niet weg zullen trekken. Maar dat aspect negerend, zou een lage heffing voor de “kapitaalbeloning” binnen de winst verstandig zijn. Hoe kan dit worden bereikt? Een eerste oplossing is om ook voor ib-ondernemers een fictiefloonregeling in te voeren. Dat is echter ingewikkeld en administratief bewerkelijk. Een eenvoudiger variant is om de winst te verminderen met een normrendement dat wordt berekend over het gemiddelde fiscale vermogen. Dat normrendement, bijvoorbeeld te stellen op het hoogste forfaitaire rendement dat in box 3 geldt, wordt vervolgens belast tegen het box 3-tarief van thans 30%. Het restant van de winst valt dan in de progressieve tarieven van box 1.

Vermogen

Het maakt dan niet meer uit of de ondernemer zijn vermogen in de eigen onderneming investeert of in box 3. In beide gevallen worden de vermogensinkomsten dan belast tegen hetzelfde lage tarief van 30%. Eventueel kunnen ondernemersaftrek en MKB-winstvrijstelling dan verdwijnen. Vanwege het feit dat ondernemers met een hoog eigen vermogen dan minder belasting betalen dan ondernemers met geen of weinig eigen vermogen, zou eventueel een startersaftrek kunnen worden geïntroduceerd. Ondernemers worden dan gestimuleerd zo snel mogelijk vet op de botten te krijgen. Met deze aanpassing wordt het probleem van de schijnzelfstandigen ook gelijk opgelost. Omdat zij geen eigen vermogen hebben en dus niets hebben aan de rendementsaftrek wordt hun winst progressief belast op dezelfde wijze als loon. Schijnzelfstandigheid levert dan niets meer op.

Gelijk tarief

Als men dit economisch verstandiger systeem introduceert, is gelijk het vermeende probleem met de dga verdwenen. Er is dan in vergelijking met een beter winstsysteem voor de ondernemer namelijk geen uitsteleffect meer. Zowel de IB-ondernemer als de bv betalen over de vermogensinkomsten dan een min of meer gelijk tarief. Het vennootschapsbelastingtarief is dan weliswaar iets lager, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de toekomstige aanmerkelijkbelangheffing. Bij het huidige ab-tarief zou de dga ten opzichte van de ondernemer zelfs zwaarder worden belast: een lager aanmerkelijkbelangtarief is dan dus nodig en geen hoger tarief dan thans wel eens wordt voorgesteld!

 

Bekijk alle opinie artikelen