Thuis in uw branche

Commissie Stevens presenteert Evaluatierapport Horizontaal toezicht

  • Auteur: Redactie
  • Bron: SRA
  • Publicatiedatum: 21-6-2012

Gistermiddag 20 juni heeft de Commissie Horizontaal Toezicht Belastingdienst (Commissie Stevens) haar rapport 'Fiscaal toezicht op maat' aangeboden aan staatssecretaris Weekers van Financiën. SRA is zeer tevreden met de conclusies en aanbevelingen in het rapport.

Jan Zweekhorst, SRA-bestuurslid en trekker van horizontaal toezicht, in een eerste reactie:
''We hebben de afgelopen jaren onze nek uitgestoken, en dat doen we inmiddels weer, maar het resultaat staat er. De commissie Stevens constateert dat het werken met het concept van horizontaal toezicht werkenderwijs is ontwikkeld in een intuïtief proces. Dat is vooruitstrevend maar de Belastingdienst had eerder moeten doorschakelen naar een rationeel onderbouwd toezichtproces. Er dient een ijkpunt te komen. Dat laatste past perfect in de ontwikkeling van tools en de huidige gesprekken die wij als SRA voeren. Het komen tot nul-metingen en de ontwikkeling van de metatoezicht-strategie zijn daarvan voorbeelden. Maar ook de ontwikkeling van HT2.0.''

''Duidelijk is dat de commissie aangeeft dat HT helemaal aan de onderkant, bij zeer kleine ondernemers en zzp'ers, erg moeilijk kan zijn. Kortom, differentiatie in de markt is nodig. Gelijke gevallen gelijk behandelen. Maar ongelijke gevallen ongelijk behandelen. Wat dat betreft gaf staatssecretaris Weekers in zijn speech een mooie voorzet: 'Beloon de early adopters'.''

''Erg mooi vind ik de zinsnede in het rapport 'Afhankelijk van de mate waarin de belastingplichtige in control is en vertrouwen gerechtvaardigd is, past de Belastingdienst het toezicht aan'. Dit verklaart de open en constructieve houding van de Belastingdienst richting het SRA, lijkt mij. Kortom, er is hard gewerkt de afgelopen jaren maar er is voor de SRA-kantoren iets moois gemaakt. Een product waarmee men zich kan en mag onderscheiden.''

In de position paper HT (zie downloads onderaan dit artikel) en tijdens het rondetafelgesprek met de commissie heeft SRA steeds benadrukt dat een achterliggend kwaliteitssysteem belangrijk en essentieel uitgangspunt voor horizontaal toezicht (HT) moet zijn.

SRA gaf de commissie de volgende aanbevelingen mee:

  1. Om te komen tot een soepelere manier van aangifte tot aanslag (de aangifteketen) lijkt het raadzaam om na te gaan of de convenanten niet veeleer een wettelijke grondslag zouden moeten krijgen.
  2. Een verschuiving naar systeemtoezicht is alleen mogelijk als die systemen ook op kwaliteit worden getoetst, hetgeen ook normen veronderstelt waaraan getoetst kan worden.
  3. Voor SRA is het kwaliteitssysteem een belangrijk uitgangspunt. Dit kwaliteitssysteem wordt gekenmerkt door (kwaliteits)normen die door onafhankelijke reviewers periodiek worden getoetst. Dit drieledig normenkader bestaat uit: cliëntacceptatie, kwaliteitsborging en vaktechniek.
  4. Om meer duidelijkheid te krijgen over de andere behandeling van HT relaties is een verdere wettelijke regulering of openlijke aansturing van belang. Duidelijkheid over de verwachtingen over en weer (verwachtingen management).
  5. Duidelijke handvatten inzake wanneer wel en wanneer niet vooroverleg lijkt moeilijk. Richtlijnen lijken wel wenselijk om snel tot een juiste verhouding van vooroverleg te komen.
  6. Ook binnen het metatoezicht dient meer maatwerk geleverd te worden inclusief aangepaste correspondentie. De automatisering dient ingezet te worden voor een snelle optimale correspondentie.
  7. SRA vindt het kwaliteitsborgingsysteem een van de meest belangrijke randvoorwaarden voor een succesvolle implementatie van horizontaal toezicht.
  8. Het is natuurlijk van belang dat helder (transparant) is wie wel en wie niet in aanmerking komt voor HT. Tegen negatieve besluiten op dit punt (beschikkingen) dient bezwaar en beroep mogelijk te zijn.

Het rapport van de Commissie Stevens trekt de volgende conclusies voor het mkb-segment:

Wat betreft het mkb-segment wordt de vertrouwensrelatie - anders dan in het ZGO-segment - niet direct opgebouwd met de belastingplichtigen, maar met hun financieel dienstverleners. Met laatstgenoemden worden convenanten afgesloten. Dit betekent dat er binnen het mkb-segment door belastingplichtigen geen convenant kan worden gesloten zonder een financieel dienstverlener die een convenant heeft met de Belastingdienst. Kern van de convenanten is dat de financieel dienstverlener zijn processen dusdanig inricht, dat deze leiden tot aanvaardbare aangiften van zijn cliënten. Dat maakt het horizontaal toezicht in het mkb-segment wezenlijk anders dan het gelijknamige toezicht in het ZGO- en het MGO-segment.

Omdat ook hier - net als bij een groot deel van het MGO-segment (maar hier in nog sterkere mate) – het uitgangspunt wordt verlaten dat kan worden gesteund op een individueel TCF en het schillenmodel, dient te worden gekeken naar de compenserende maatregelen die daarvoor in de plaats komen. Anders dan in het MGO-segment is hier de zoektocht naar compenserende maatregelen wel duidelijk zichtbaar: door middel van metatoezicht wordt gesteund op het kwaliteitsborgingssysteem van de financieel dienstverlener. Daarmee verliest in dit segment het horizontaal toezicht wel zijn individueel karakter.

De inbouw van een kwaliteitsborgingssysteem via de financieel dienstverlener hoeft geen afbreuk te doen aan het horizontaal toezicht. Van belang is wel op welke wijze inhoud wordt gegeven aan het metatoezicht. Als complicatie geldt dat de groep financieel dienstverleners zeer divers is. Het kwaliteitsborgingssysteem van accountantsorganisaties die wettelijke controleopdrachten uitvoeren, staat onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Bovendien werken die accountantsorganisaties met een vergunning die door de AFM is verleend. Ook voor de groep accountantsorganisaties die valt onder de SRA-koepel, gelden eisen (vanuit die koepel) ten aanzien van het kwaliteitsborgingssysteem en is er sprake van toezicht. Dit geldt evenzeer voor sommige andere accountantsorganisaties. Maar daarnaast is er een grote groep accountantsorganisaties actief zonder vergunning. In dat geval ontbreken specifieke eisen en bijgevolg ook expliciet toezicht daarop (wel bestaat er de borging van het tuchtrecht voor hen die als accountant optreden).
Voor belastingadviseurs geldt geen vergunningplicht en een toezichtsstelsel gelijk aan dat van de AFM. Wel kunnen zij interne regels hebben die een hoge mate van betrouwbaarheid kunnen borgen, zoals bijvoorbeeld de SRA-regels.

Het is evident dat de Belastingdienst meer vertrouwen kan hechten aan accountantsorganisaties die onder een vergunning en AFM-toezicht werken, dan aan andere groepen. De Belastingdienst laat echter niet afdoende zien welke specifieke eisen per te onderscheiden groep financieel dienstverleners worden gesteld, welke gevolgen dat heeft voor de intensiteit van het metatoezicht per groep en hoe dat alles uiteindelijk doorwerkt op de kwaliteit van de aangiften.

Concrete aanbevelingen van de commissie voor het mkb zijn:

  1. De Belastingdienst dient duidelijker te communiceren dat horizontaal toezicht binnen het mkb-segment andere uitgangspunten kent dan binnen het ZGO- en MGO-segment. De essentie in het mkb-segment is dat het voordeel voor de Belastingdienst is gelegen in de toename van het vertrouwen dat mkb-ondernemingen aanvaardbare aangiften indienen, terwijl de convenantsrelatie wordt opgezet tussen de Belastingdienst en de financieel dienstverlener. De driehoeksverhouding (belastingplichtige, financieel dienstverlener en Belastingdienst) brengt vraagstukken met zich die vragen om nadere uitwerking, zoals kwesties betreffende belangen en verantwoordelijkheden van betrokken partijen.
  2. Blijkens de toetredingsgraad (8%) van belastingplichtigen die via hun financieel dienstverlener
    aan het horizontaal toezicht deelnemen, dient de Belastingdienst met name de voordelen voor de
    belastingplichtigen met hen te onderzoeken en beter voor het voetlicht te brengen. Dit teneinde de
    resterende 92% te kunnen overtuigen van hun voordeel bij deelname aan horizontaal toezicht.
  3. Gezien de diversiteit van de financieel dienstverleners (vallend onder AFM-toezicht en een
    vergunningenstelsel, toezicht door een koepelorganisatie, geen toezicht, louter tuchtrecht en dergelijke), dient de Belastingdienst te verduidelijken welke eisen per te onderscheiden categorie worden gesteld aan bijvoorbeeld de kwaliteitsborging, alsmede wat de gevolgen van die verschillen betekenen voor de inrichting van het metatoezicht. Ook hier gaat het erom de compenserende maatregelen inzichtelijk te maken die van toepassing zijn indien een categorie dienstverleners niet aan de hoogste eisen voldoet.

Downloads